e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterbank vensterbank: venstǝrbaŋk (Maaseik, ... ), vensterlatei: venstǝrlatęj (Maaseik), venstǝrlātęj (Maaseik) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
vensterblinden blinden: blęnjǝ (Maaseik) Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.] II-9
vensterluiken blindes: blenjǝs (Maaseik) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
ver uitspringende hielen sabelbenen: sābǝlbęi̯n (Maaseik) [N 3A, 144a; monogr.] I-11
verbergen verbergen: verberge (Maaseik), vərbergə (Maaseik) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verbinden van een wonde verbinden: verbenje (Maaseik), verbènje (Maaseik, ... ) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)] III-1-2
verbranden verbranden: (het brood is) vǝrbrant (Maaseik) Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.] II-1
verdacht rondlopen sluipen: slu-jpe(n) (Maaseik), sluipe (Maaseik), slujpe (Maaseik) Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)] III-1-2
verdoven kapothouwen: kǝpǫthǫwǝ (Maaseik) Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.] II-1
verdriet; verdriet doen leed: leit (Maaseik) leed [ZND 01 (1922)] III-1-4