e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vestzakje giletmaaltje (<fr.): žilēmēͅlkə (Maaseik) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
vet te mesten stierkalf mestkalf: mɛs[kalf] (Maaseik) Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a] I-11
vet, spek vet: vęt (Maaseik) Het vet dat samen met hennep of stukken zak in de vetgaten van de bus wordt gestoken om de hals van het staakijzer of de kleine spil te smeren. [Vds 127; Jan 138; Coe 110; Grof 129] II-3
veter nestel: nestǝl (Maaseik) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
vetkoe vetbeest: vɛtbist (Maaseik), vleeskoe: vlęi̯s[koe] (Maaseik) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetmesten opzetten: opzętǝ (Maaseik), vet drinken: vęt dreŋkǝ (Maaseik), vet maken: vɛt mākǝ (Maaseik) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
vetweide groement: grōmǝnt (Maaseik), vetwei: vętwęi̯j (Maaseik), vɛtwɛi̯ (Maaseik) Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.] I-8
vetweiden vetweiden: vętwęi̯jǝ (Maaseik) Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b] I-11
veulen veulen: vyǝlǝ (Maaseik), vȳǝ.lǝ (Maaseik) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond vierdel: Vb. è vierel koffie (= 1/4 pond).  vierel (Maaseik) oude gewichtsmaat III-4-4