e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vormbakpers pres: prę ̞s (Maaseik) Steenpers waarbij de bereide klei door een persblok in vormbakken wordt geperst. Doorgaans werd in het onderzoeksterrein gebruik gemaakt van een vormbakpers die werd ontworpen door Johannes Aberson te Olst, de zgn. Abersonpers. Zie ook afb. 22. De vormbakpers werd aanvankelijk aangedreven door een paard, later door een stoommachine. Hierdoor werd de hoofdas in beweging gezet. De klei viel van de transportband in een trechtervormige maalketel, waarin de kleimassa fijngemalen werd. Vervolgens werd de brei in de richting van roosters gedreven, waarvan het aantal overeenkwam met de hoeveelheid stenen die in een vormbak tegelijk kon worden gevormd. De onderschuiver schoof de vormen onder de pers. Gelijktijdig duwde een glijstoeltje zowel een lege vorm onder de roosters als de door het persblok gevulde vorm onder de pers uit. Met het afstrijkmes streek de afstrijker de overtollige klei van de vorm af, later werd dit werk ook wel automatisch gedaan. De vormbakpers werd doorgaans gebruikt bij zeer natte klei, in tegenstelling tot de strengpers die vrij droge klei als grondstof verwerkte - Geuskens, pag. 76. [N 98, 92; monogr.] II-8
vormgat van de strengpers mondstuk: mǫntstøk (Maaseik) Aan de maalketel bevestigd mondstuk waarop een plaat is gemonteerd, waarin de vereiste vorm van de baksteen is uitgespaard. Dankzij dit vormgat heeft men de mogelijkheid het formaat van de steen oneindig te variëren. [monogr.] II-8
vorst, het vriezen gevreur: ət xəvrø͂ͅr (Maaseik), vries: de vries.  vrès (Maaseik) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan broekstuk: brōkstøk (Maaseik), rietvorst: rī̄t˲vǫrst (Maaseik) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos vos: vos (Maaseik), vōs (Maaseik) vos [Willems (1885)] || vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)] III-4-2
vos, vospaard voespaard: vuspē̜rt (Maaseik) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vreemde (man) vreemde, een ~: vraemde (Maaseik) Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] III-3-1
vregelpaal draaiboom: dręi̯bǫu̯m (Maaseik), draaipaal: drɛi̯pǭl (Maaseik) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3
vregelstok vregelstek: vrē̜i̯ǝlstęk (Maaseik), wringelknuppel: vreŋǝlkløpǝl (Maaseik) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vriend kameraad: kaməru.ət (Maaseik), vriend: vrienj (Maaseik), vrinj (Maaseik, ... ) vriend [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)] III-3-1