e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuurmolen vuurmolen: vø̄.r[molen] (Maaseik) Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.] II-3
vuurmulder vuurmulder: vø̄.rmøldǝr (Maaseik) Molenaar die werkt op een met behulp van stoom aangedreven molen. [Jan 251] II-3
vuurslag vuurslag: vø&#x0304rslāx (Maaseik, ... ) slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)] III-2-1
vuursteen vuursteen: vø&#x0304rstēͅi̯n (Maaseik), vø&#x0304rstɛi̯n (Maaseik) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurtang, sinteltang sinteltang: zønšəltaŋ (Maaseik) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtje stoken vuurtje stoken: veurke stoêke (Maaseik) Kwajongensplezier: vuurtje stoken. III-3-2
vuurvaste stenen vuurvaste stenen: vø̄̄rvastǝ stęjn (Maaseik) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
vuurvaste tegels plavuizen: plǝvø̜̄jzǝ (Maaseik) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
waaienx waaien: weͅjə (Maaseik), waaien.  weͅijə (Maaseik) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
wacht wacht: wax (Maaseik) (op) wacht [ZND m] III-3-1