e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopmutsje doopmutsje: doͅupmətskə (Maaseik) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: do.əpfű.nt (Maaseik), doupvoent (Maaseik) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe scholk (Maaseik) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren alledaagse kleren: a.lədāgsə kleͅijər (Maaseik), weekkleren: wiekkleijjer (Maaseik) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doormidden gesneden beschuitbol beschuit voor te drogen: bǝsxø̄t vȳr tǝ drȳgǝ (Maaseik) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doormidden snijden van beschuitbollen doorsnijden: dursnęjǝ (Maaseik) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn (mv.): døͅ:r (Maaseik) doornen [RND] III-4-3
doorschieter dubbele was: døbǝlǝ was (Maaseik) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopen dopen: do.upə (Maaseik), doupe (Maaseik), dô.əpə (Maaseik), e dof  e keindj doupen (Maaseik), ui van het AB  ēͅ keͅnž duipə (Maaseik), soppen: soͅpə (Maaseik) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten zonder schaal: zo.ŋər šāl (Maaseik) [Goossens 1b (1960)] I-7