e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een huis huren huren: ø&#x0304rə (Maaseik), ø͂ͅrə (Maaseik) een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren [ZND 01 (1922)] III-2-1
een huis uitzetten uitpalen: ǫwtpǭlǝ (Maaseik) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kind op de arm dragen op de arm dragen: oppen erm drage (Maaseik) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)] III-2-2
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: eine reink op de groend trêkken (Maaseik), enne rijnk op de grunt trəkken (Maaseik) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kuil graven een kuil graven: koewl grave (Maaseik), graven: grave (Maaseik), grave(n)n (Maaseik) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] III-1-2
een lastig karakter hebbend niet gemakkelijk: ei is neet gemekkeluk (Maaseik), hei is neet gemekkelek (Maaseik), hie is neet gemekkelijk (Maaseik), hé is neet gemekkelik (Maaseik), è es neet gemekkelek (Maaseik) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] III-1-4
een lelijk gezicht trekken muilen maken: muələ makə (Maaseik) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een miskraam krijgen een misval krijgen: ne misval kri-jge (Maaseik) Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)] III-2-2
een paar schoenen een paar schoenen: ə par šōn (Maaseik) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken een paar manssokken: ə par manszŏkə (Maaseik) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3