24478 |
eik |
eik:
eik (L372p Maaseik),
-
ejk (L372p Maaseik),
eikenboom:
eikenboum (L372p Maaseik),
ɛi̯kəbom (L372p Maaseik),
-
eikebaum (L372p Maaseik)
|
eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
eikel (L372p Maaseik),
ɛi̯kələ (L372p Maaseik)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND]
III-4-3
|
32733 |
eindvoor |
le(t)ste voor:
lęstǝ [voor] (L372p Maaseik)
|
Dit lemma omvat enkele benamingen die werden opgegeven of door hun algemeenheid bruikbaar konden worden geacht voor zowel de laatste voor in het midden als voor die aan de zijkant van de akker.
I-1
|
28471 |
eitjes |
eier:
ęjǝr (L372p Maaseik),
eitjes:
ęjkǝs (L372p Maaseik)
|
De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a]
II-6
|
24142 |
ekster |
ester:
eīster (L372p Maaseik),
eèster (L372p Maaseik),
ēͅstər (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik)
|
ekster [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
esteroog:
ēͅstəroĕg (L372p Maaseik),
èsterauch (L372p Maaseik),
êsteroug (L372p Maaseik),
ɛstəro.uch (L372p Maaseik)
|
eksteroog [ZND 01 (1922)] || eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elastik (L372p Maaseik)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
ergens anders:
eurges (anders) (L372p Maaseik),
urges anges (L372p Maaseik),
op andere plaatsen:
op ander plaatsen (L372p Maaseik)
|
Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriciteit:
electriciteit (L372p Maaseik),
elektriek:
eletrik (L372p Maaseik)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elektrikken tram (L372p Maaseik),
elektrische tram:
electrischen tram (L372p Maaseik),
elektrische tram (L372p Maaseik)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|