e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eik eik: eik (Maaseik), -  ejk (Maaseik), eikenboom: eikenboum (Maaseik), ɛi̯kəbom (Maaseik), -  eikebaum (Maaseik) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: eikel (Maaseik), ɛi̯kələ (Maaseik) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] III-4-3
eindvoor le(t)ste voor: lęstǝ [voor] (Maaseik) Dit lemma omvat enkele benamingen die werden opgegeven of door hun algemeenheid bruikbaar konden worden geacht voor zowel de laatste voor in het midden als voor die aan de zijkant van de akker. I-1
eitjes eier: ęjǝr (Maaseik), eitjes: ęjkǝs (Maaseik) De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a] II-6
ekster ester: eīster (Maaseik), eèster (Maaseik), ēͅstər (Maaseik, ... ) ekster [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1
eksteroog esteroog: ēͅstəroĕg (Maaseik), èsterauch (Maaseik), êsteroug (Maaseik), ɛstəro.uch (Maaseik) eksteroog [ZND 01 (1922)] || eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: elastik (Maaseik) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elders, ergens anders ergens anders: eurges (anders) (Maaseik), urges anges (Maaseik), op andere plaatsen: op ander plaatsen (Maaseik) Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)] III-4-4
elektriciteit elektriciteit: electriciteit (Maaseik), elektriek: eletrik (Maaseik) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: elektrikken tram (Maaseik), elektrische tram: electrischen tram (Maaseik), elektrische tram (Maaseik) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1