19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
det is eine fatsoonlijke minsch (L372p Maaseik),
Det is⁄n fetsoenleke mins (L372p Maaseik)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24144 |
fazant |
fazant:
fəzant (L372p Maaseik)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
fiest (L372p Maaseik),
fīēst (L372p Maaseik),
het fiest gaang verbie zonder det ein leedje wairde gezoongen (L372p Maaseik),
fte (fr.):
eigenlijk staat het accent over de twee es tezamen
feêt (L372p Maaseik)
|
Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
23275 |
feestdag van sint-maarten |
sint-maarten:
sint maarten (L372p Maaseik),
sint marten (L372p Maaseik),
sint mearten (L372p Maaseik),
sint mierte (L372p Maaseik)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
22432 |
feesten |
feestvieren:
fieës veere(n) (L372p Maaseik)
|
een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21127 |
fiets |
fiets:
de fits (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
de twie fitsen kruisen zich (L372p Maaseik),
fits (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
⁄n fits (L372p Maaseik),
velo:
velo (L372p Maaseik)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21259 |
fietser |
fietser:
de twie fitsers krujsen zich (L372p Maaseik)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
28452 |
fijn broed |
werkersbroed:
werkǝrs˱brōt (L372p Maaseik)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
33688 |
fijn droog stof |
stof:
stūf (L372p Maaseik)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fènənàgəl (L372p Maaseik),
ijzel:
èisəl (L372p Maaseik)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|