e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heet lopen zich afschrompen: zex˱ ā.fšrompǝ (Maaseik) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
heet, hitsig loops: løͅij.ps (Maaseik) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom sluisboom: slu.zbǫw.m (Maaseik) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
hefboom van de spanrol hefboom: høf˱bǫwm (Maaseik), koevoet: kuvō.t (Maaseik) De hefboom waarmee men de spanrol van het luiwerk van watermolens kan verplaatsen. [Jan 235] II-3
heggenmus heggenmus: hegəmøͅš (Maaseik) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
heibezem bezem: bɛsəm (Maaseik), heibezem: hēͅi̯bɛsəm (Maaseik, ... ) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] || bezem, lange borstel vervaardigd van hei of twijgen [N 05A (1964)] III-2-1
heilig heilig: eileg (Maaseik), evleg (Maaseik) Heilig. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-3
heilige, zalige heilige: ein heilige (Maaseik), einen heilige (Maaseik), ⁄n heilige (Maaseik) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis laphak: lapak (Maaseik) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b] I-8
heizicht, heizeis heizicht: hęjzex (Maaseik), lappenkloeter: lǫpǝklutǝr (Maaseik) Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b] II-4