e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karakter (aard) aard: aard (Maaseik, ... ), ənən ārt (Maaseik), caractre (fr.): karakteir (Maaseik), karektēͅr (Maaseik), karakter: karaktər (Maaseik) aard (karakter) [ZND 01 (1922)] || een aard [ZND A1 (1940sq)] || eigen inborst || karakter [ZND 01 (1922)] III-1-4
karekiet karekiet: (grūtə/kleͅi̯nə) karəkit (Maaseik) karekiet (12,5 / 19 alleen in riet waaraan ze hun diep nest ophangen; grote soort alleen in grote rietvelden; harde zang [orre-orre-orre-iet-iet-iet]; kleine soort komt vaker voor maar valt niet op door zachtere zang [N 09 (1961)] III-4-1
karnemelk botermelk: bōǝ.tǝrmę.lǝk (Maaseik), būǝtǝrmęlǝk (Maaseik), būǝtǝrmɛlk (Maaseik) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11
karnemelksepap botermelkpap: būtərmeͅləkpap (Maaseik), botermelks(e)pap: Syst. Frings  butərmeͅlks(ə)pap (Maaseik) Karnemelksepap (mölkepap, mölkezuip, zuipe?) [N 16 (1962)] III-2-3
karnemelksepap met roggezemelen botermelksepap met zemelen: Syst. Frings  butərmeͅlksəpap meͅt ˃zimələ (Maaseik), zemelenpap: zimələpap (Maaseik) Karnemelksepap met roggezemelen (zemeleprut?) [N 16 (1962)] III-2-3
karnen botter draaien: [botter] drɛi̯ǝ (Maaseik  [(met een draaivat)]  ), botter stoten: [botter] stutǝ (Maaseik), [botter] støǝtǝn (Maaseik), stoten: stūtǝ (Maaseik) Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S] I-11
karnmolen bottervat: [botter]vat (Maaseik) De molen waarmee men karnt. De karnmolen staat rechtop en de verticale as draait met horizontale bewegingen. Een variant hierop is een liggende ton met een horizontale as met verticale ronddraaiende bewegingen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 53 en 55; L 1a-m; JG 1a, 1b, 1d; monogr.] I-11
karnstaf botterstek: [botter]stęk (Maaseik), botterstoter: [botter]stutǝr (Maaseik) Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I] I-11
karnvat boterstand: [boter]stai̯n (Maaseik), botterstand: [botter]stanj (Maaseik), roompot: rǫu̯mpǫt (Maaseik), (mv)  rǫu̯mpø̜t (Maaseik), stand: stai̯nj (Maaseik), stanj (Maaseik) Botervat waarbij de karnstaf (zie het lemma ''karnstaf'' (12.3) in deze aflevering) met de daaraan bevestigde schijf in een op- en neergaande beweging wordt gebracht. Dit vat, waarin de melk tot boter gekarnd wordt, kan van verschillende materialen gemaakt worden. Vaak was het van hout (kersenhout kērs in L 329) of steen en soms van metaal, bijvoorbeeld van een omgebouwde melkbus (melkbus męlǝkbøs in L 322a, melktuit męlǝktø̜i̯t in L 163, 164 en 165, tuit tø̜i̯t in L 373). Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering.' [A 7, 19, 19a en 23; A 16, 8a; L 1a-m; L 22, 8 add.; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 17; Ge 22, 11, 15 en 16; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
karper karp: kerp (Maaseik), keͅ.rəp (Maaseik), ook in ZND 27, 070  kerp (Maaseik), karper: ook in ZND 27, 070  karper (Maaseik) karper [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] III-4-2