17764 |
kies |
baktand:
baktand (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik)
|
baktand [ZND 01 (1922)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20571 |
kieskauwerig |
delicaat:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
delekaat (L372p Maaseik),
difficiel:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
diffeciel (L372p Maaseik),
kisper:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
kiəspər (L372p Maaseik)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
keetele (L372p Maaseik),
kētələ (L372p Maaseik)
|
kittelen [ZND 01 (1922)] || kittelen, kriebelen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieven:
ook in ZND 27, 084
kīəvə (L372p Maaseik)
|
kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24184 |
kievit |
kievit:
kivet (L372p Maaseik)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
kiezel (L372p Maaseik)
|
kiezel [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
29785 |
kijkgat |
zwarte man:
zwarte man (L372p Maaseik)
|
Controlegat. In Q 95 werd het verloop van het bakproces niet via een speciaal kijkgat, maar via het stookgat, het potje (pø̜tē\), gecontroleerd. [N 98, 141; monogr.]
II-8
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakkert (L372p Maaseik),
kwakərt (L372p Maaseik),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakkert (L372p Maaseik),
kwakvors:
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakvoors (L372p Maaseik)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdengeut:
kwakərtəgoͅ.ət (L372p Maaseik)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)geut, gegeut:
kwakərtəgoͅ.ət (L372p Maaseik)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|