22381 |
knutselen |
knutselen:
knutselen (L372p Maaseik)
|
allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34058 |
koe |
koe:
kou̯ (L372p Maaseik),
ku (L372p Maaseik),
kui̯ (L372p Maaseik),
kuu̯ (L372p Maaseik),
kyi̯ (L372p Maaseik),
kyu̯ (L372p Maaseik),
kȳi̯ (L372p Maaseik),
køi̯ (L372p Maaseik),
kø̄ (L372p Maaseik),
kø̄i̯ (L372p Maaseik),
kō (L372p Maaseik),
kǫu̯ (L372p Maaseik)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
dragende vaars:
drāgǝndǝ vērs (L372p Maaseik),
eerste vaars:
īrstǝ vērs (L372p Maaseik),
kalfkoe:
kaǝfkuw (L372p Maaseik),
lege vaars:
lēgǝ vērs (L372p Maaseik),
vers gekalfde koe:
vers gǝkaǝfdǝ kuw (L372p Maaseik)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
koe van (het) tweede kalf:
[koe] vant twidǝ [kalf] (L372p Maaseik),
vaars:
vē̜s (L372p Maaseik)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34126 |
koe met gebogen, opgezette rug |
kromme pochel:
krǫmǝ poxǝl (L372p Maaseik),
kromme rug:
krǫmǝ røk (L372p Maaseik),
sterke rug:
stęrkǝ rø̜k (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 145c]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangkont:
haŋkont (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34122 |
koe met korte poten |
kortpoot:
kortpūt (L372p Maaseik),
vleestype:
vlē̜i̯stip (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 142b]
I-11
|
34121 |
koe met lange poten |
langpoot:
laŋkpūt (L372p Maaseik),
melktype:
mɛlǝktep (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 142a]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
plekpoot:
plękpūt (L372p Maaseik),
vlekpoot:
vlękput (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
doorgezakte rug:
dūrgǝzaktǝ røk (L372p Maaseik),
zaalrug:
zālrøk (L372p Maaseik),
zwakke rug:
zwakǝ rø.k (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|