e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kol kol: kǫl (Maaseik) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolbtoestel kolb: kǫlp (Maaseik) Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.] II-6
kolengruis gruis: gruis (Maaseik), gruus (Maaseik) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: šōp (Maaseik) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Maaseik), kǫw.k (Maaseik) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kollergang koller: kǫlǝr (Maaseik) Toestel waarbij twee verticaal aan een koningsas bevestigde maalstenen over een cirkelvormige, geperforeerde bodem lopen. De klei wordt door het gewicht van de draaiende stenen fijn gemaakt en door de gaatjes van de bodem geperst. De kollergang is tegelijk maal- en mengmachine en uitstekend geschikt voor de bewerking van klompige, harde, vette klei - Geuskens, pag. 79. Zie ook het lemma ɛkollergangɛ in wld II.3, pag. 165. De koller uit L 372 bevatte walsen (wā.ls\) en een zeef (zi\f).' [monogr.] II-8
kolonel kolonel: eine kolonel (Maaseik), kolenel (Maaseik, ... ) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: koəmp (Maaseik, ... ), kōmp (Maaseik, ... ), kump (Maaseik, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: komen (Maaseik), koͅmə (Maaseik), kumə (Maaseik) komen [RND], [ZND 46 (1946)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komkommer komkommer: koemkoemmer (Maaseik), komkommer (Maaseik), kongkoemmer (Maaseik) [ZND 41 (1943)] I-7