e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kriel kriel: kril (Maaseik  [(zeer fijn zaad)]  ) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krielkip krielhoentje: krilhønkǝ (Maaseik), krilønkǝ (Maaseik) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen deraanmakertje spelen: /  traanmakerke (Maaseik), katje jagen: ketsje (Maaseik), nalopertje spelen: naluiperke speule (Maaseik), naluiperke spulen (Maaseik), naoluiperke (Maaseik, ... ), /  naoluiperke (Maaseik, ... ), naoluiperke spule (Maaseik), tikkertje spelen: /  tikkertje (Maaseik) / [SND (2006)] || ? [SND (2006)] || Kinderspel: ze lopen elkander na. || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || tikkertje tik [SND (2006)] || tikspel [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: e steuk wit kriet (Maaseik), e stək wit kriet (Maaseik), ei stëk wit kriēt (Maaseik), ei stək wit krejt (Maaseik), ein stək wit kriet (Maaseik), ein stək wit krijt (Maaseik), krīt (Maaseik) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || krijt [ZND m] III-3-1
krioelen krioelen: krioele (Maaseik), krioeële(n) (Maaseik), wemelen: wemele (Maaseik) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: krop (Maaseik, ... ) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)] III-1-2
kroeshaar kroeshaar: kruəs(h)ōͅr (Maaseik) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: lēi̯ps (Maaseik) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krommen, ombuigen buigen: biegen (Maaseik), buige (Maaseik, ... ), krom maken: kroemp make (Maaseik), krômpmaken (Maaseik), ombuigen: ombuige (Maaseik), ombuige(n) (Maaseik), omplooien: omploeje (Maaseik) krommen [ZND 01 (1922)] || Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2
kroon kroon: krū[ə}n (Maaseik), ən krun (Maaseik), kroontje: kry(3)̄[ə}nkə (Maaseik) een kroon [ZND A2 (1940sq)] || kroon [ZND m] III-3-1