24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
doͅu̯destəl (L372p Maaseik),
tuindistel:
toendistel (L372p Maaseik),
toendistelen (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
tŭjndĭstəl (L372p Maaseik)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
melkǝn (L372p Maaseik),
mē̜lkǝ (L372p Maaseik),
mɛ.lǝkǝ (L372p Maaseik),
mɛlǝkǝ (L372p Maaseik),
mɛ̄lkǝ (L372p Maaseik)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vȳǝ.lǝstan (L372p Maaseik)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtęŋ (L372p Maaseik),
melktanden:
męlǝktęŋ (L372p Maaseik)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zuik:
zū.k (L372p Maaseik)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkpot:
meͅlkpoͅt (L372p Maaseik),
meͅləkpoͅt (L372p Maaseik),
melkpotje:
meͅlkpøtšə (L372p Maaseik),
meͅləkpoͅtšə (L372p Maaseik)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkar (L372p Maaseik)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
męlǝkou̯ (L372p Maaseik),
męlǝkuu̯ (L372p Maaseik)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34096 |
melkkuil |
melkkuiltje:
mɛlǝkkø̜̄u̯lkǝ (L372p Maaseik)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L372p Maaseik)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|