e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede landweg allee: alęi̯ (Maaseik), dreef: drēf (Maaseik), drē̜f (Maaseik) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
brede tanden goede tanden: gōi̯ tęŋ (Maaseik), volle muil: vǫl mou̯l (Maaseik) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breeddorser breeddorser: bręi̯.dīǝ.rsǝr (Maaseik) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breien strikken: oesen strikken (Maaseik), strikke (Maaseik), ûzə strĭkə (Maaseik) Breien. [ZND 01 (1922)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikijzərs (Maaseik), striknaald: striknaoljen (Maaseik) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken breken: bRi:kə (Maaseik) breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
breken van leem- of koffiebanken breken: brīkǝ (Maaseik), diepspitten: dīpspetǝ (Maaseik), ondergronden: uŋǝrgrundǝ (Maaseik) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
breken, pletten breken: brę̄.kǝ (Maaseik), pletten: plɛtǝ (Maaseik) Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251] II-3
brem brem: -  brum (Maaseik), brèm (Maaseik) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
brengen brengen: braĕnge (Maaseik), bReŋə (Maaseik) brengen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2