e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooien in plooien leggen: en pluǝjǝ leqǝ (Maasmechelen), plooien leggen: pluǝjǝ lęqǝ (Maasmechelen) [N 62, 12b; N 62, 12a; L A2, 379; MW; monogr.] II-7
pofmouw pofmouw: pofmǫw (Maasmechelen) Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] II-7
pommelee, appelschimmel (een) geappelde: gǝapǝldǝ (Maasmechelen) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen afpompen: āfpōmpǝ (Maasmechelen) Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.] II-1
pompen, vermaken repareren: repǝrērǝ (Maasmechelen), veranderen: vǝraŋǝrǝ (Maasmechelen), vermaken: vǝrmākǝ (Maasmechelen) Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW] II-7
poort poort: pōǝ.rt (Maasmechelen), pǭ.rt (Maasmechelen) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: puǝt (Maasmechelen), puǫt (Maasmechelen  [(mv pø̄i̯)]  ) [N 76, 12]Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-12, I-9
poot omhoog poot-op: put˱ ǫp (Maasmechelen) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pōt[aardappelen] (Maasmechelen), pootgoed: pōt˲gōt (Maasmechelen) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjesblaas tweede waterblaas: twjędǝ wātǝrblǭs (Maasmechelen), voetblaas: vǭtblǭs (Maasmechelen) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11