26241 |
plooien |
in plooien leggen:
en pluǝjǝ leqǝ (Q009p Maasmechelen),
plooien leggen:
pluǝjǝ lęqǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[N 62, 12b; N 62, 12a; L A2, 379; MW; monogr.]
II-7
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pofmǫw (Q009p Maasmechelen)
|
Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.]
II-7
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
(een) geappelde:
gǝapǝldǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
25382 |
pompen |
afpompen:
āfpōmpǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
29093 |
pompen, vermaken |
repareren:
repǝrērǝ (Q009p Maasmechelen),
veranderen:
vǝraŋǝrǝ (Q009p Maasmechelen),
vermaken:
vǝrmākǝ (Q009p Maasmechelen)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
19957 |
poort |
poort:
pōǝ.rt (Q009p Maasmechelen),
pǭ.rt (Q009p Maasmechelen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (Q009p Maasmechelen),
puǫt (Q009p Maasmechelen
[(mv pø̄i̯)]
)
|
[N 76, 12]Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9
|
34019 |
poot omhoog |
poot-op:
put˱ ǫp (Q009p Maasmechelen)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pōt[aardappelen] (Q009p Maasmechelen),
pootgoed:
pōt˲gōt (Q009p Maasmechelen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
34174 |
pootjesblaas |
tweede waterblaas:
twjędǝ wātǝrblǭs (Q009p Maasmechelen),
voetblaas:
vǭtblǭs (Q009p Maasmechelen)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|