34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
geitje:
gē̜i̯tšǝ (Q009p Maasmechelen),
germgeitje:
germgęi̯tjǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarzenkalf:
vē.zǝ[kalf] (Q009p Maasmechelen),
vɛi̯rzǝ[kalf] (Q009p Maasmechelen),
vɛ̄zǝ[kalf] (Q009p Maasmechelen)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
rind:
rē̜i̯nt (Q009p Maasmechelen)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
hennetje:
hintšǝ (Q009p Maasmechelen),
pulkuiken:
pø̄lkȳkǝ (Q009p Maasmechelen),
pulletje:
pø̄lkǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germpje:
germkǝ (Q009p Maasmechelen),
gɛrmkǝ (Q009p Maasmechelen)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gēi̯rm (Q009p Maasmechelen),
ou:
au̯ (Q009p Maasmechelen),
ou̯ (Q009p Maasmechelen),
ou̯. (Q009p Maasmechelen),
ǫu̯ (Q009p Maasmechelen),
schaap:
šǫp (Q009p Maasmechelen)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zog:
zox (Q009p Maasmechelen),
zoog:
zō.x (Q009p Maasmechelen)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ē̜i̯nj (Q009p Maasmechelen)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
hen:
en (Q009p Maasmechelen)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
germ:
gerǝm (Q009p Maasmechelen)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|