32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L332p Maasniel),
oogstgaffel:
ōxst˲gafǝl (L332p Maasniel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
haak:
hōͅk (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
plaatje:
plaitjes (L332p Maasniel)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21334 |
illustratie |
prentje:
printje (L332p Maasniel)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kieste (L332p Maasniel)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33613 |
in de moestuin werken |
hovenieren:
hōͅvənēre (L332p Maasniel),
tuinen:
tuine (L332p Maasniel)
|
[N P (1966)]
I-7
|
20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
varkensaardappelen:
Syst. WBD Soms.
vèrkesae.rpele (L332p Maasniel)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18227 |
in lompen gekleed |
schabbig:
sjebbig (L332p Maasniel)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aantekenen:
aanteikene (L332p Maasniel)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
groot gaan:
groot gaon (L332p Maasniel)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|