34314 |
jong varken |
bag:
bak (L332p Maasniel)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
bliek (L332p Maasniel)
|
De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34448 |
jonge geit |
jong geitje:
jong geitje (L332p Maasniel),
sikje:
sikskǝ (L332p Maasniel)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L332p Maasniel),
pø̜l (L332p Maasniel)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
jonge vrouw:
jong vrouw (L332p Maasniel)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
miene vrieer (L332p Maasniel)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
vrijer:
miene vrieer (L332p Maasniel)
|
verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
jongenbloes:
jonge bloes (L332p Maasniel)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
knechtje:
knɛxjǝ (L332p Maasniel)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|
24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
krakkel:
krakkel (L332p Maasniel)
|
jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|