e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legger legger: lē̜gǝr (Maasniel) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
legnest legest: lęk˱ęst (Maasniel) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden laten winnen: lē̜tǝ wenǝ (Maasniel), leiden: lęi̯ǝ (Maasniel) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lekkerbek fijnproever: fiènpreuver (Maasniel) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen lelietje-van-dalen: lelietje van dalen (Maasniel), WLD  lelietje v Dalen (Maasniel) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] || lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lemmer lemmet: lemmet (Maasniel), letterlijk overgenomen  lee.met (Maasniel) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: linje (Maasniel, ... ) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
lenig gezwank: gezwank (Maasniel) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepe, doortrapte kerel filou (fr.): fieloe (Maasniel) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: laipel (Maasniel), letterlijk overgenomen  lae:pel (Maasniel) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1