19061 |
liefde |
liefde:
leefde (L332p Maasniel)
|
warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
flikflooien:
flikflooie (L332p Maasniel)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leege (L332p Maasniel)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17647 |
lies |
lies:
lees (L332p Maasniel)
|
lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
leveneersbeesje (L332p Maasniel),
lieveheerslammetje:
leveneerslempke (L332p Maasniel)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakraam:
dākrām (L332p Maasniel),
dakvenster:
dākvenstǝr (L332p Maasniel)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
26438 |
ligger |
ligger:
legǝr (L332p Maasniel),
vaste steen:
vastǝ štęjn (L332p Maasniel)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
liee (L332p Maasniel)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
(de) koningskop laten zien:
(de koe) lēt dǝ kø̄neŋskop zēn (L332p Maasniel)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|