e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Maasniel) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list streek: sjtreek (Maasniel) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4
loeien van de koe in het algemeen toeten: tūtǝ (Maasniel), zumpen: zømpǝ (Maasniel) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe tegen melkenstijd blèren: blèren (Maasniel) In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe tegen melkenstijd?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5c] I-11
loeien van de koe van pijn kreunen: krø̄nǝ (Maasniel) [N 3A, 5e] I-11
loenje dobbele toom: dǫbǝlǝ tǫu̯m (Maasniel), rijtoom: ritǫu̯m (Maasniel) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loensen: loense (Maasniel), lonken: loenke (Maasniel) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lomp paard lomp hout: lomp hout (Maasniel) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Maasniel) long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] III-1-1
lood, maat van 10 gram lood: lood (Maasniel) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4