e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilkorf voor kalveren muilkorf: mulkǫrf (Maasniel) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer muilpeer: moelpair (Maasniel) Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2
muiltje slof: sjloefe (Maasniel), sloefe (Maasniel) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis van de hand muis: mōēs (Maasniel) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moeze (Maasniel) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
mulle grond moude: mau̯w (Maasniel), stuiverd: štȳvǝrt (Maasniel), vliegerd: vlēgǝrt (Maasniel) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld klinkende munt: klinkende muntj (Maasniel) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe gust (bijvgl. nmw.): gøst (Maasniel) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts: algemeen pats: patsj (Maasniel) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt schansenberm: sjanseberm (Maasniel) houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7