18649 |
oude versleten hoed |
loesjhoed:
loedsj hood (L332p Maasniel)
|
hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20319 |
oude vrouw |
oud wijf:
aad wief (L332p Maasniel)
|
oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
aadjaorsaovend (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
aajaorsaovent (L332p Maasniel)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
aadjaor (L332p Maasniel),
oudjaarsdag:
aajaorsdaag (L332p Maasniel)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
euveral (L332p Maasniel)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34168 |
overdragen |
overdragen:
overdragen (L332p Maasniel)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
33817 |
overgevoelig paard |
kweker:
kwēkǝr (L332p Maasniel)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
18695 |
overhemd |
overhemd:
euverhaimd (L332p Maasniel)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32799 |
overhoeks eggen |
overoord [eggen]:
ø̄vǝrǭrt (L332p Maasniel)
|
Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.]
I-2
|
17889 |
overhoop halen |
ondereen gooien:
ongerein gooie (L332p Maasniel)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|