e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bil bil: bel (Maasniel) Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
biljet van duizend gulden rode rug: Opm. is vroegere benaming.  ene rooje rök (Maasniel) 1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van tien gulden briefje van tien: ei breefke van teen (Maasniel), tientje: ei tĭĕntje (Maasniel) 10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijfentwintig gulden rood briefje: ei rood breefke (Maasniel) 25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Maasniel), billen: belǝ (Maasniel) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
billijk schappelijk: sjappelik (Maasniel) redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)] III-3-1
binder binder: benjǝr/benjǝrsǝ (Maasniel) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbēr (Maasniel) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnensmonds praten murmelen: murmele (Maasniel) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten krangs: krangs (Maasniel) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3