e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte kraai, kraai kraai: krei (Maasniel), kraan: kraon (Maasniel) kraai III-4-1
zwarte roodstaart roodstaartje: rootsjtèrtje (Maasniel) zwarte roodstaart III-4-1
zwartkop grasmus: graasmus (Maasniel), strts: streuts (Maasniel) zwartkop III-4-1
zwavelstok zwegel: letterlijk overgenomen; mv zjwae.gele  zjwae.gel (Maasniel), zwegelstekje: sjwaigelsjtekske (Maasniel) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweep smik: šmek (Maasniel) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: šmek (Maasniel) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: sjwair (Maasniel), zweren: zwē̜rǝ (Maasniel) [N 8, 90b en 90t]Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] I-9, III-1-2
zweet zweet: zweit (Maasniel) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwengel van de handmolen kraan: krān (Maasniel) De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15] II-3
zwenghout, spoorstok warshout: wē̜rshǫu̯t (Maasniel) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2