33604 |
ent, stek |
griffel:
griffel (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u: een knopdragend deel wanneer dit bestaat uit een stengel met meer dan één knop (ent, griffel, enthout, griffelhout?) [N 74 (1975)]
I-7
|
33605 |
enten |
enten:
enten (L332p Maasniel),
griffelen:
griffelen (L332p Maasniel),
omenten:
(met langgerekte m).
omenten (L332p Maasniel),
veredelen:
veredelen (L332p Maasniel)
|
Door enten de soort van een oudere boom wijzigen (omenten, afenten) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: de methode van vermeerdering waarbij men twee plantendelen, te weten één wortel- en één knopdragend deel, laat samen vergroeien tot één plant waarbij deze twee delen vaak van soort of variëteit verschillen (veredelen, enten, griffelen?) [N 74 (1975)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (L332p Maasniel)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemie (L332p Maasniel)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22433 |
ereboog |
ereboog:
erebaog (L332p Maasniel)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
plaats:
plāts (L332p Maasniel)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L332p Maasniel)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (L332p Maasniel)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serjeus (L332p Maasniel)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (L332p Maasniel)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|