e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driesteek driesteek: dreisteek (Maastricht, ... ), drietimp: ss. sub timp.  drijjtump (Maastricht), Voor -tump, z. timp. p. 427 timp: spits, smal uitlopend uiteinde.  drijjtump (Maastricht), drietuit: drijjtuit (Maastricht) #NAME? || driesteek: driehoekige hoed || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-1-3
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: dreijvöldigheidszoondəg (Maastricht), dreivuldigheidszoondag (Maastricht), feest van de drievuldigheid: fees vaan de drei-völdigheid (Maastricht) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driewieler driewieler: dreiwieler (Maastricht) een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
driftig colrig (<fr.): kolerig (Maastricht), driftig: dreͅfteͅx (Maastricht), driftig (Maastricht), dul: döl (Maastricht), gauw aangebrand: gaw aongebrand (Maastricht), giftig: giftig (Maastricht, ... ), giftəch (Maastricht), giftig worden: giftig weurə (Maastricht), incolre: inkoleer (Maastricht), kopsig: köpsig (Maastricht), kort van verzen: kort vaan veerse (Maastricht), razend: raozend (Maastricht), ruppig (du.): rūpeͅx (Maastricht) driftig [ZND 01 (1922)] || driftig, snel in woede ontstoken || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
driftig lopen driftig lopen: driftig loupe (Maastricht), giftig lopen: giftig loupe (Maastricht), met hoge zeilen lopen: met hoech zeile (Maastricht) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2
drijfplaat, klauwplaat klemtafel: klɛmtǭfǝl (Maastricht) Ronde plaat op de as van de vaste kop van een draaibank die de aandrijfkracht overbrengt op het te draaien werkstuk. Wanneer men tussen twee centers draait, is de drijfplaat van de draaibank voorzien van een center en een pen die door middel van een meenemer het werkstuk in beweging zet. Zie ook het lemma "meenemer". De drijfplaat kan echter ook voorzien zijn van klauwen waarmee een werkstuk met regelmatige vorm kan worden vastgeklemd; in dit geval is geen tweede centerpunt op de losse kop van de draaibank noodzakelijk. Zie afb. 90a. Onregelmatig gevormde werkstukken worden met behulp van klemschroeven tegen een schijf met gaten (vgl. het woordtype stelplaat) vastgezet. De vier schroeven van deze plaat kunnen onafhankelijk van elkaar bewogen worden. Zie ook afb. 90b. [N 33, 228; N 33, 230] II-11
drijftol kokkerel: kokkerel (Maastricht), kokkerèl (Maastricht, ... ), kokəreͅl (Maastricht), kokərɛl (Maastricht), kókkərel (Maastricht), #NAME?  kokkerèl (Maastricht), Kókkerel &lt; o.fr. coquerille (= schelp) of coquereulle (= schelp, slak) wegens gelijkheid van vrom met een slakkenhuis? Het woord kókkerel is ook in andere Ned. dialekten bekend. Misschien is er verwantschap met karakol, Ma. karkol &lt; caracole: slakkenhuis.  kókkerel (Maastricht) Drijftol (tol, die met de zweep wordt voortgedreven). [ZND 01u (1924)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] III-3-2
drijfzand drijfzand: drief zand (Maastricht), driefzand (Maastricht, ... ), driefzānd (Maastricht), driefzánt (Maastricht), drīēfzand (Maastricht), drīēfzānt (Maastricht), drīēfzànt (Maastricht) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijver drijver: dręjvǝr (Maastricht  [(voor kleinere tonnen)]  ), drīvǝr (Maastricht) Een metalen of met metaal verstevigde houten pin waar de kuiper met de kuipershamer op slaat om de banden van een vat aan te drijven. De houten drijver is aan de bovenkant versterkt met een metalen ring, terwijl de onderkant in een metalen punt uitloopt. In de punt van de drijver is vaak een gleuf aangebracht waardoor de kuiper tijdens het vastslaan van de banden een beter houvast heeft. Zie ook afb. 215. De drijfpin werd in Eisden (Q 7) en Mechelen-aan-de-Maas (Q 9) met behulp van een nijptang vastgehouden. [N E, 26b; N E, 45d; monogr.] II-12
drijver, zetbeitel drijfbeitel: drī.f˱bęjtǝl (Maastricht) De drijver of zetbeitel is eerder een werktuig van de smid. Het is een stompe stalen beitel waarmee de metalen banden worden aangedreven die ter versteviging rond de naaf worden aangebracht nadat de spaakgaten zijn geboord. Meestal worden vier naafbanden aangebracht: twee aan weerszijden van de spaken en verder nog twee aan de uiteinden van de naaf. Zie ook de lemmata ɛmiddennaafbandenɛ, ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ in wld II.11, pag. 136-139 en de daarbij horende afbeelding 214.' [N G, 30] II-12