e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif gif: gif (Maastricht, ... ), vergif: vergif (Maastricht, ... ), vərgif (Maastricht) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gispen, geselen met een smik slaan: met un smik sloon (Maastricht), smikken: sjmikkə (Maastricht), NB: zweep = smik.  smikke (Maastricht) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist gist: ges (Maastricht), geͅs (Maastricht), gęs (Maastricht), gɛs (Maastricht), De sjeermoule smaakde nao ges Ges bijj ¯t meel doen  ges (Maastricht), zuurdeeg: zurdęjx (Maastricht) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
gist gereedmaken (laten) rijzen: (laten) rijzen (Maastricht) De gist klaarmaken voor onmiddellijk gebruik. [N 35, 65; monogr.] II-2
gisten gisten: gęstǝ (Maastricht), De höbs neet genóg sókker biij de zjem gedoon, heer begós te giste  giste (Maastricht), gären: gērǝ (Maastricht) gisten || Het chemisch proces dat zich afspeelt tijdens de hoofdgisting. Volgens de invuller uit Q 99 duurt het eigenlijke gisten 3 √† 4 dagen. De zegsman uit L 210 vermeldt dat de boven-gisting geschiedt bij 16 tot 18 graden Celsius. [N 35, 68; monogr.] II-2, III-2-3
gistgoot goten: gø̄tǝ (Maastricht) De goten onder de bierstelling waarin men het weglopend bier, vermengd met gist, opvangt. [N 35, 75; monogr.] II-2
gistkuip gistbakken: gęsbakǝ (Maastricht), gistkuip: geskūp (Maastricht), gęskūp (Maastricht), gärkuip: gērkūp (Maastricht) De kuip waarin men de wort bij de hoofdgisting laat gisten. De invuller uit L 250 merkt op dat men vroeger 14 √† 15 gistkuipen bezat, terwijl men tegenwoordig werkt met 7 √† 8 stuks. In Q 101 gebruikte men vroeger houten, later roestvrijstalen kuipen. [N 35, 61; N 35, 62; monogr.] II-2
gistruimte gistkelder: geskęldǝr (Maastricht), gęskęldǝr (Maastricht) De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.] II-2
gistvloot loupe: lup (Maastricht) De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.] II-2
git git: get (Maastricht) Sieraad. Zwarte kraaltjes of glazige steentjes in verschillende vormen. [N 62, 60a; MW] II-7