e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kantklauw klemtang: klɛmtaŋ (Maastricht) Soort tang met schuin geplaatste bekken waarin men het werkstuk in een scheve stand in de bankschroef kan vastklemmen om er op deze wijze schuine kantvlakken aan te kunnen vijlen. Zie ook afb. 61. [N 33, 172; N 64, 50a] II-11
kantongerecht kantongerecht: kantongerech (Maastricht, ... ), kantongərech (Maastricht), kentongerech (Maastricht), kàntòngərēch (Maastricht), tribunaal (<fr./lat.): tribenoal (Maastricht), tribunaal (Maastricht), tribuunaol (Maastricht), triebuunal (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  tərib.bənaol (Maastricht) het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1
kantplank plint: plent (Maastricht) Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.] II-9
kantschaaf abbekaar: abǝkār (Maastricht) Stalen instrumentje met holle voorkant waarmee men scherpe kanten afrondt aan de zijden van een leren riem. Zie afb. 74. [N 36, 36; Li 1963, 43] II-10
kantstijl montant: montaŋ (Maastricht) Het buitenste rechtopstaande deel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26b; monogr.] II-9
kanunnik kanunnik (<lat.): kannunik (Maastricht), kanunnik (Maastricht, ... ) Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)] III-3-3
kap van een lange schoudermantel kap: kap (Maastricht), putter: putter (Maastricht), pötter (Maastricht, ... ), tuit: tuit (Maastricht) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] || kap: hoofddeksel III-1-3
kapelaan kapelaan: kapelaon (Maastricht, ... ), keplaon (Maastricht), kəplaon (Maastricht) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] || Hoe noemt men de priester (of de priesters) die de pastoor helpen de parochie bedienen (Fr. vicaire)? [ZND 36 (1941)] III-3-3
kapelletje heiligenhuisje: heiligehuijske (Maastricht), hèlligehuiske (Maastricht), n heiligehuîske (Maastricht), kapel: kepél (Maastricht), kapelletje: e kepelke (Maastricht), kaapèlkə (Maastricht), kapelke (Maastricht), kapèlke (Maastricht), kepelke (Maastricht, ... ), kè-pelke (Maastricht) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kapelletje add. sint-lambertuskapelletje: sint lambertus kepelke (Maastricht), sint-rochuskapelletje: sint rochus kepelke (Maastricht) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3