e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapguts kapguts: kap˲gøts (Maastricht) Stevige gutsbeitel, die speciaal geschikt is om groeven of putten in het hout te kappen, bijvoorbeeld om zodoende de plaats te markeren waar een gat geboord moet worden. Zie ook afb. 70. [N 53, 39d; N G, 26a, add.] II-12
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Maastricht) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep bikkapmes: bekkapmɛs (Maastricht), zeissel: zē̜sǝl (Maastricht) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapmantel caban (fr.): caban (Maastricht), kaban (Maastricht), kabang (Maastricht, ... ), kabang, kebang (Maastricht), kebang (Maastricht, ... ), cape (eng.): kape (Maastricht), mantille (fr.): Fr. Mantelet, mantille, manteline.  mantielie (Maastricht) caban: schoudermantel met kap || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapothoedje kapothoedje (<fr.): kapotheudsje (Maastricht), Hoedje van oude vrouw.  kapotheudsje (Maastricht), kapotje (<fr.): Oude vrouwenhoedje.  kapütsje (Maastricht) kapothoedje || kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapotjas kapotjas (<fr.): kapotjas (Maastricht), getailleerd bovenlijf, onderrand uitlopend  kapotjas (Maastricht), lange soldatenoverjas  kapotjas (Maastricht), oude korte militair jassen  kapotjas (Maastricht) kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kapotjas: lange soldatenoverjas III-1-3
kapper, maat van 0,2 liter een dubbele: ənə dobbələ (Maastricht) de maat die een inhoud aangeeft van 0,2 liter [kapper] [N 91 (1982)] III-4-4
kaproen kaproen: ?  kaproen (Maastricht) kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapstok kapstok: Pin, lat, standaard om kleren, hoeden aan te hangen Hang d¯ne hood aan de kapstok Hank noe alle deftigheid aon de kapstok: zet opzij  kapstok (Maastricht) kapstok III-2-1
kapucijn kapucijn: capucijn (Maastricht, ... ), Zoe hèlt dn eine van zn pouwstertjes en kappesijnsjes en dn aandere van eeksterkes en miewkes.  kappesijn (Maastricht) Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] || Kapucijn: b) duivensoort. III-3-2, III-3-3