e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenrek, hoenderrek horde: hǫrt (Maastricht), stek: stɛk (Maastricht) Een uit één of meer latten of balkjes bestaand rek bestemd om als slaapplaats te dienen voor de kippen. Een dergelijk rek kan zich in de koestal bevinden, maar ook in een apart kippenhok. Een aantal woordtypen is in het algemeen van toepassing op de ruimte waar de kippen overnachten. Zie daarom ook de lemmata "kippenhok" (2.5.1) en "kippenzolder" (2.5.2). Zie ook de betekeniskaart van polder, kaart 31. Zie ook afbeelding 11 bij het lemma "kippenhok" (2.5.1). [N 5A, 63a, 63c en 65; N 19, 33; JG 1a, 1b en 1d; A 48, 16f en 17c; L B2, 284; L 5, 53; L 40, 62a en 62b; R 3, 54; monogr.; add. uit: N 5A, 58b; A 10, 9h] I-6
kippenren hennenloop: henǝlø̜i̯p (Maastricht), ren: rɛn (Maastricht) De met gaas omheinde buitenruimte, die aan het kippenhok grenst of er anderszins mee in verbinding staat en waarin de kippen overdag rondlopen. Het woord bout in Hoeselt (Q 77) is te beschouwen als een ontlening uit het Waalse bèr√¥dî, daar ontstaan uit * bèh√¥rdi, dat weer ontleend en afgeleid is uit Nl. behorden, "met een horde omheinen"; vgl. Haust, D L, s.v. bèr√¥dî. [N 19, 34; A 10, 9h; A 48, 16b; monogr.] I-6
kippenveer pluim: plø̜i̯m (Maastricht), plø̜ǝm (Maastricht), pluimpje: plø̜mkǝ (Maastricht), veer: vēr (Maastricht), veertje: vērkǝ (Maastricht) [L 5, 49; Vld.; monogr.] I-12
kippenvel hennenvel: hinnevel (Maastricht, ... ), hennenvlees: hinnevleis (Maastricht), kippenvel: kippevel (Maastricht), kippevēl (Maastricht) kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)] III-1-2
kippenzolder, polder hennenpolder: henǝpǫldǝr (Maastricht), polder: pǫ.ldǝr (Maastricht) Een met latten of vlechtwerk afgezonderd gedeelte van de zolderruimte in de stal dat dient als slaapplaats voor de kippen. De kippen verblijven dan niet in een apart hok. Zie de toelichting bij het lemma "kippenhok" (2.5.1) voor het verband tussen dat en het onderhavige lemma. Hier staan met name de polder-opgaven met de betekenis van "kippenverblijf" bij elkaar. In de toegevoegde betekeniskaart wordt polder in de betekenis "kippenhok" afgezet tegen polder met de betekenis "kippenrek"; vergelijk ''wnt xii.2 sub polder ii'' en zie het lemma "kippenrek, hoenderrek" (2.5.4). De kaart is getekend met behulp van alleen het mondeling verzamelde materiaal. Zie ook afbeelding 11 bij het lemma "kippenhok" (2.5.1). [A 48, 17 en 17a; N 4A, 13d; add. uit het materiaal van lemma 2.5.1: N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.] I-6
kiskassen boterhammen smeren: Sub boterham. overdr. [eig. boterhammen smeren].  botramme smere (Maastricht), boterhammen snijden: bootramə snɛjə (Maastricht), een boterhammetje smeren: e bēūtrĕmke smĕre (Maastricht), e bōtrĕmke smĕre (Maastricht), glitsen: glitschen (Maastricht), scheidelen: sjijgelle (Maastricht), pag. 186: kiskassen, 2) sjeigele, z. ald.  sjeigele (Maastricht) Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)] || Kiskassen (een plat steentje over t water doen huppelen). [ZND 01 (1922)] || Kiskassen (jongensspel). || Kiskassen: c) met een plat voorwerp b.v. een platte steen werpen. || Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)] III-3-2
klaar om gebakken te worden gegangen: gǝgāŋǝ (Maastricht), genoeg gegangen: gǝnox gǝgāŋǝ (Maastricht), op zijn: es op (Maastricht) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klaarkomen gereedkomen: gereid kome (Maastricht), klaar zijn: klaor zīēn (Maastricht), klaarkomen: klaarkaomə (Maastricht), klaor gekaome (Maastricht), klaor kome (Maastricht), klaor komme (Maastricht), klaorkaomə (Maastricht), klaorkōmmə (Maastricht), klaorkómme (Maastricht), vaardig zijn: veerdig zien (Maastricht, ... ), vaardigkomen: veerdig kaomə (Maastricht), veerdig kome (Maastricht), veerdig kóme (Maastricht) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klad vel: vē̜l (Maastricht) Boven de vorm uitstekend, overtollig stuk klei, dat met behulp van de afstrijkboog of het afstrijkmes wordt afgesneden. [N 98, 80; monogr.] II-8
klagen jammeren: jiemere (Maastricht), jeremiren: jeerəmĭĕjeerə (Maastricht), klagen: klaoge (Maastricht, ... ), klaogə (Maastricht), kläöge (Maastricht), kuimen: keume (Maastricht), kēūjmə (Maastricht), kuime (Maastricht, ... ), kömmə (Maastricht), zich beklagen: zig bəklaogə (Maastricht), zich uitspreken: zieg oetspreke (Maastricht) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1