e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koperslager koperslager: kōpǝrslēgǝr (Maastricht) Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.] II-11
koperwiek groene lijster: greun liester (Maastricht) koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)] III-4-1
kopieerwieltje raadje: rētšǝ (Maastricht) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje jatte (fr.): De ein zjat koffie nao de ander slogen de moosmakke nao binne  zjat (Maastricht), grote kop  zjat (Maastricht), tas: tas (Maastricht, ... ) grote kop zonder oor || kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1
kopjeduikelen een keukeleboom maken: ko.ukələbo.um (Maastricht), keukelen: kuikele (Maastricht), over zijn kop tuimelen: øvər zinə kop tumələ (Maastricht) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] || Kopje(buitelen). [ZND m] || Over het hoofd buitelen. III-3-2
kopnet kopnet: kǫpnęt (Maastricht) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppel koppel: kǫpǝl (Maastricht) De twee bij elkaar horende molenstenen. [N O, 17b; Jan 118; Coe 95; Grof 113; N D, 5] II-3
koppelen bijeenbrengen: biejein bringe (Maastricht), koppelen: koppele (Maastricht, ... ), koppələ (Maastricht, ... ), kòp-pələ (Maastricht), kòppələ (Maastricht, ... ) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] III-2-2
koppenlaag koppenlaag: kǫpǝlǭx (Maastricht) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9
koppenmaat koppenmaat: kǫpǝmǭt (Maastricht) De breedte van één steenkop plus één stootvoeg. In Q 97 bedroeg deze eenheid ¬± 11,5 cm. Zie ook het lemma 'Kop' in wld ii.8, pag. 76 en afb. 28 en 41. [N 31, 8b] II-9