e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liefde <ww.> gehecht zijn aan: gehech zien aon (Maastricht), <ww.> genegenheid hebben: genegenheid höbbe (veur pers. of zaak) (Maastricht), hart: hart höbbe (veur pers. of zaak) (Maastricht), hārt höbbə veur gēt (Maastricht), vōl hart höbbe (Maastricht), liefde: le:fdə (Maastricht), leefde (Maastricht, ... ), leefdə (Maastricht, ... ), leevdə (Maastricht) Liefde. [ZND 01 (1922)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
liefkozen aaien: ājə (Maastricht), eije (Maastricht), áájə (Maastricht), aanhalen: aonhole (Maastricht), caresseren (< fr.): (= vero).  karessere (Maastricht), flikflooien: flikkefloeje (Maastricht), keuren: keure (Maastricht), käöre (Maastricht, ... ), käörə (Maastricht), köre (Maastricht), körə (Maastricht), knoefelen: knoevele (Maastricht), knoevələ (Maastricht), kozen: kø͂ͅzə (Maastricht), poelapjen: pōēləpèjə (Maastricht) knuffelen || liefkozen [ZND 01 (1922)] || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen lasteren: lastərə (Maastricht), liegen: leege (Maastricht, ... ), leegə (Maastricht, ... ), leĕge (Maastricht), lege (Maastricht, ... ), leuge (Maastricht), lēēgə (Maastricht, ... ), lēgə (Maastricht, ... ), lie:gə (Maastricht) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
liegen &gt; bedriegen bedriegen: Van Dale: bedriegen, 1. (iem.) door list of leugen in dwaling doen verkeren en daarvan te zijnen nadele gebruik maken, hem misleiden...  bedrege (Maastricht), beliegen: belege (Maastricht) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
liegen (kaartspel) liegen: lēgə (Maastricht) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
lies lies: li:s (Maastricht), lies (Maastricht, ... ), lieze (Maastricht), liezen: lizǝ (Maastricht) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] I-9, III-1-1
lieveheersbeestje onslieveheersbeestje: ook in ZND 16, 006  aslivənirsbiskə (Maastricht), onzelieveherebeestje: slivvenierebieske (Maastricht) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: leͅggə (Maastricht), liGGe (Maastricht) liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
liggende rollaag koppenrol: kǫpǝrǫl (Maastricht) Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.] II-9
ligger legger: lęgǝr (Maastricht), lɛqǝr (Maastricht), ligger: legǝr (Maastricht) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3