e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lip lip: leͅp (Maastricht), lip (Maastricht, ... ), lìp (Maastricht) lip [DC 01 (1931)], [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lep (Maastricht) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
lis (alg.) iris: Spelling: "fonetisch  iris (Maastricht, ... ), WLD  īēris (Maastricht), lis: z. ook een vb. van het gebruik bij duig.  lès (Maastricht) Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] || lis III-4-3
lisdodde riet: -  reet (Maastricht) lisdodde [DC 13 (1945)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Maastricht, ... ), lispəl-t (Maastricht), lispələ (Maastricht, ... ), slispelen: slispelen (Maastricht), slissen: slissə (Maastricht, ... ) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list list: lis (Maastricht, ... ), list (Maastricht), ən lis (Maastricht, ... ), listigheid: listigheid (Maastricht), truc: truuk (Maastricht, ... ) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] || list, toegepaste slimheid III-1-4
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.): litanij (Maastricht), liteneij (Maastricht), littenei (Maastricht), littenij (Maastricht), littenijj (Maastricht), litanie (<lat.) van onze-lieve-vrouw: de litanie vaan Selvrouw (Maastricht), litanie vaan slevrouwe (Maastricht), littenijj (vaan slevrouw) (Maastricht) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken lijnteken: lienteike (Maastricht), lientijke (Maastricht), līēntēīke (Maastricht), līntè-ikə (Maastricht), meer vroeger  lienteike (Maastricht), litteken: leteykə (Maastricht), li:tɛjkə (Maastricht), litteike (Maastricht, ... ) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND m] III-1-2
liturgisch vaatwerk heilige vaten: heilige vater (Maastricht), hèllige vate (Maastricht), kelken: kēlĕke (Maastricht), kĕ-likke (Maastricht) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden kerkenkleren: kèrrekekleijer (Maastricht), liturgische gewaden: de liturgische gewade (Maastricht), miskleren: mèskleijer (Maastricht), paramenten (<oudfr.): paraminte (Maastricht, ... ), pareminte (Maastricht) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3