e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muziekinstrument instrument: enstrymēnt (Maastricht), instermint (Maastricht), instremint (Maastricht), muziekinstrument: mɛzikenstərmīnt (Maastricht) Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)] || Instrument: werktuig, toestel, inz. muziekinstrument. III-3-2
muzikant muzikant: muzikant, muzzekant (Maastricht), myzikānt (Maastricht, ... ), myzəkānt (Maastricht) Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] || Muzikant: b) beroepsspeler. III-3-2
naad naad: nǭt (Maastricht) Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14] II-7
naaf as: ás (Maastricht), aslok: ā.slō.k (Maastricht), naaf: nāf (Maastricht) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] || Het middenstuk van het molenrad waarin zowel de molenboom als de spaken bevestigd zijn. Zie ook afb. 73. [Vds 67; Jan 66; Coe 58; Grof 84] I-13, II-3
naafbank naafbank: nǭf˱baŋk (Maastricht) Werkbank waarin het afgezaagde stuk boomstam met behulp van dissel, handbijl en snijmes de ruwe vorm van een naaf krijgt. Het bestaat uit twee evenwijdige balken waaronder vier pootjes zijn aangebracht. Tussen de twee balken waren een vaste en een verstelbare pin aangebracht waartussen het houtblok werd vastgeklemd. Zie ook afb. 180. In Echt (L 381) was de naafbank onbekend. Men gebruikt hier de wielstoel om het houtblok op rond te kappen. Zie ook dat lemma. [N G, 6] II-12
naafbus bus: bø̜s (Maastricht) De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.] II-11
naafspaakpen ang: (Maastricht) Het rechthoekige en plat uitgesneden uiteinde van de spaak dat in het spaakgat van de naaf wordt gedreven. Zie ook afb. 185 en het lemma ɛvelgspaakpenɛ in deze paragraaf en het lemma ɛspaakɛ in wld I.13, pag. 18-19.' [N G, 44b] II-12
naaidraad draad: drǭt (Maastricht), vaam: vām (Maastricht) Om te naaien gebruikt men een draad van niet te grote lengte. De lengte van de draad moet gelijk zijn aan de lengte van de onderarm (Gerritse, pag. 37) en mag niet langer zijn dan 50 √† 60 cm (Papenhuyzen III, pag. 13). Een te lange draad is nadelig, omdat de draad door het veelvuldig doortrekken aan het einde slijt en minder sterk wordt. [N 59, 15; MW] II-7
naaien naaien: nājǝ (Maastricht), nē̜jǝ (Maastricht), nɛjǝ (Maastricht) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaimachine machine: mǝšin (Maastricht), naaimachine: nęjmǝšin (Maastricht) Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.] II-7