e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus van een schoen neus: neus (Maastricht, ... ), punt: peunt (Maastricht), punt (Maastricht, ... ) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neusgaten: neusgaate (Maastricht), neusgaaten (Maastricht), neuslokken: neusloker (Maastricht) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem scheer: šēr (Maastricht) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusriem neusriem: nø̄srēm (Maastricht) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusvleugel neusvleugel: neusvleugel (Maastricht, ... ) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden nevelskapje: nievelskepke (Maastricht), nievelskèpke (Maastricht), Zie ook afb. p. 281. nievelskepke = Rijnl. Nivelskap(pe): einfaches, weisses Mützchen eng anschliessend, ook Ivelskap(pe) (Rh.Wtb.). Sch. vermeldt als Limb. nevelskap kinderslaapmuts en als Ma. (!) jevelskap eenvoudige, bonte vrouwenmuts.  ievelskepke (Maastricht), nievelskepke (Maastricht) [nievelskepke*] en [ievelskepke*]: ouderwetse vrouwenmuts, neepjeskapje, -muts || mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)] III-1-3
nicht nice-je: nešə (Maastricht, ... ), nešəkə (Maastricht), nēšə (Maastricht), nissejeke (Maastricht), nissjeke (Maastricht), nišə (Maastricht), nĭĕsjə (Maastricht), nésjə (Maastricht), nésjəkə (Maastricht), nicht: nich (Maastricht) het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)] || nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] || nichtje III-2-2
nier nier: neer (Maastricht, ... ) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nierbekkenontsteking aan de nieren hebben: (de koe heeft het) ān dǝ nērǝ (Maastricht) Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43] I-11
nieren nieren: nērǝ (Maastricht) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11