e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderkant van het brood kont: kōnt (Maastricht), vloer: vloer (Maastricht) [N 29, 54b; monogr.] II-1
onderkapper, nietenkapper naaibeiteltje: nɛjbęjtǝlkǝ (Maastricht) Soort beitel waarmee men onder de hoefnagel een kleine uitholling in de hoef maakt, om daarin de omgebogen niet te slaan. Zie ook afb. 233. [N 33, 373; N 33, 380] II-11
onderkerk crypte (<fr.): crypt (Maastricht) De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)] III-3-3
onderkraag onderkraag: ōndǝrkrāx (Maastricht) Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b] II-7
onderkussen, peluw hoofdpeluw: huidpölling (Maastricht), huijpölling (Maastricht), huypulling (Maastricht), høͅi̯tpeͅleŋ (Maastricht), huipeling, is echter geen rond maar een rechthoekig onderkussen.  huipeling (Maastricht), Lèk twie kösses op d¯n huijpölling  huijpölling (Maastricht), peluw: pulling (Maastricht), Verklw. pöllingske  pölling (Maastricht) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || hoofdpeluw || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] || peluw III-2-1
onderlip onderlip: oonderlip (Maastricht), ōnderlip (Maastricht), ŏŏnderlip (Maastricht) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
ondermouw elleboogmouw: elleboogmouw (Maastricht) Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW] II-7
ondermuts nevelskapje: idiosyncr. Additie bij vraag 48: hier worden geen mutsen gedragen maar dragen oude vrouwtjes wel eens een mutsje dan noemden ze dat a nievelskäpke  nievelskäpke (Maastricht), ondermuts: idiosyncr.  óndermöts (Maastricht) mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] III-1-3
onderoven afvalruimte: afvalruimte (Maastricht), drooghok: drȳxhok (Maastricht), onder de oven: ōndǝr dǝn ōvǝ (Maastricht), tak: tak (Maastricht) De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.] II-1
onderploegen onderploegen: ondǝr[ploegen] (Maastricht) In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14] I-1