e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogststapel in de schuur berm: bɛ.rǝm (Maastricht) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
oogvuil (slaper) pips: pups (Maastricht, ... ), pupsə (Maastricht), slaap: slaop (Maastricht), vuiltje: vuilke (Maastricht) vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)] III-1-1
ooievaar ooievaar: oejəvār (Maastricht), ojevaar (Maastricht), ooievaar (Maastricht, ... ), oojevaar (Maastricht) ooievaar [DC 35 (1963)], [ZND m] || ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)] III-4-1
oom nonk: naongk (Maastricht), nonk (Maastricht), noonk (Maastricht), nōŋk (Maastricht, ... ), nònk (Maastricht), nónk (Maastricht), nóónk (Maastricht) oom [ZND 11 (1925)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
oor oor: oer (Maastricht, ... ), u.rə (Maastricht), ur (Maastricht), ôêr (Maastricht) oor [DC 01 (1931)] || Oor (orgaan van het gehoor; het of de ...) kleine oortjes. [ZND 05 (1924)] || oren [RND] III-1-1
oordelen concluderen: concludere (Maastricht), een keus maken: kēūs maakə (Maastricht), een oordeel vellen: oordeil vèllə (Maastricht), oordelen: oordeile (Maastricht, ... ), oordijlə (Maastricht), ōōrdeilə (Maastricht), tot besluit komen: tot besluut kòmme (Maastricht), tot de conclusie komen: konkluusie kaome (Maastricht) door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] || oordelen, tot een gevolgtrekking komen III-1-4
oorknop belletje: belkes (Maastricht), knopje: knupke (Maastricht), knupkes (Maastricht, ... ), knupkəs (Maastricht), oorbel: oerbĕl (Maastricht), oerbèl (Maastricht), oorknop: oerknop (Maastricht, ... ), oerknóp (Maastricht), oorknopje: oerknupke (Maastricht), oerknupkes (Maastricht), oerknupkəs (Maastricht) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorlel oorlel: oerlel (Maastricht, ... ), ôêrlèl (Maastricht) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
oorlog krijg: krieg (Maastricht), oorlog: oarlog (Maastricht), oorlog (Maastricht, ... ), oorlòg (Maastricht), orelog (Maastricht), ōōrlòch (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  oorəloch (Maastricht) de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)] III-3-1
oorlogsschip mijnenveger: mijneveger (Maastricht), oorlogschip?: oorlògsjeep (Maastricht), oorlogsschip: oorlogsscheep (Maastricht), oorlogssjeep (Maastricht, ... ), oorlogssjēēp (Maastricht) een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)] III-3-1