33851 |
op hol slaan |
de loop opgaan:
dǝ lu̯p ǫp ˲gōn (Q095p Maastricht),
op hol slaan:
ǫp hǫl slōn (Q095p Maastricht)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
22460 |
op kraamvisite gaan |
op kraamvisite gaan:
op kraomvisite goon (Q095p Maastricht),
oͅp krōͅmfizīt gōn (Q095p Maastricht)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21197 |
op reis gaan |
geweest:
gewees (Q095p Maastricht),
onderweg zijn:
oondərweeg zien (Q095p Maastricht),
op reis zijn:
op reis gewees (Q095p Maastricht),
op reis gewees zien (Q095p Maastricht),
op reis zien (Q095p Maastricht),
op rèjs zīēn (Q095p Maastricht),
weggereisd zijn:
weggereis zien (Q095p Maastricht)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
in retraite (fr.) gaan:
in retraite goon (Q095p Maastricht),
in retraite (fr.) zijn:
in retraite zien (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
op retraite (fr.) gaan:
op retrait goon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
op retraite gaon (Q095p Maastricht),
op retraite goon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
òp rətrèt goan (Q095p Maastricht),
op retraite (fr.) zijn:
op retrāīte zien (Q095p Maastricht),
òp rətrèt zien (Q095p Maastricht)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
opkrabben:
ǫpkrɛbǝ (Q095p Maastricht),
reken:
rīkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
32929 |
op ruiters zetten, ruiteren |
oppoten:
ǫputǝ (Q095p Maastricht)
|
Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.]
I-3
|
26282 |
op steek staan |
op steek staan:
ǫp štē.k stō.n (Q095p Maastricht)
|
Gezegd van de kammen wanneer zij op de juiste afstand van elkaar op het rad bevestigd zijn en op de juiste wijze bijgewerkt zijn. [Vds 93; Jan 111; Coe 87]
II-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
Sub stelt. [Met afbeelding].
(op) stelte loupe (Q095p Maastricht),
stelten:
steͅltə (Q095p Maastricht),
steltenlopen:
stelte loupen (Q095p Maastricht),
steltlopen:
steltlaopen (Q095p Maastricht)
|
[Op stelten lopen]. || Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21530 |
op wacht |
op wacht:
op wacht stoon (Q095p Maastricht)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25653 |
opbakken |
opwarmen:
opwɛrǝmǝ (Q095p Maastricht)
|
In N 29, 79b werd gevraagd naar de wijze waarop men oud brood opbakte. De antwoorden op deze vraag zijn verwerkt in deze semantische toelichting. Een veel voorkomende methode van opbakken is het brood nat maken met b.v een borstel. Vervolgens wordt het in de oven gelegd totdat het doorwarmd is. Dit duurt zo''n 5 à 10 minuten. Men kan het brood ook opstomen. Als de oven tamelijk warm is, gooit men er een pot water in. Het water verdampt en het brood zet men 5 à 10 minuten in de oven. Men kan het brood ook v√≥√≥r of na het gewone bakken, wanneer de oven niet zo heet is, in de oven leggen gedurende tien minuten. Na het eruithalen legt men het brood onder een doek, zodat men de warmte en de wasem erin laat dringen.' [N 29, 97a; N 29, 97b; monogr.]
II-1
|