e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompen, vermaken pompen: pompǝ (Maastricht), vermaken: vǝrmākǝ (Maastricht) Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW] II-7
pomphuis pompenstevel: pompǝstīvǝl (Maastricht) Het cilindervormige pomplichaam waarin de pompzuiger verticaal op en neer beweegt. Het pomphuis wordt aan de bovenzijde afgesloten met een deksel. De taps toelopende onderzijde ervan bevat het pompslot dat verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 236a. Volgens de invuller uit L 423 werd het pomphuis uit rood koper vervaardigd. Zie voor het woordtype pompenstevel (Q 95) ook het Maastrichts woordenboek, s.v. ɛpómpestievelɛ: "bovenste deel van een pomp, waaraan de benedenbuis is bevestigd."' [N 64, 133e; N 66, 49e; monogr.] II-11
pompier pompier: pompjē (Maastricht) Persoon die kleding verandert of de kleermakersknecht die in de pomp werkt, dat wil zeggen de kleermaker die in een confectiemagazijn het confectiewerk passend maakt. [N 59, 195c] II-7
pompon van een muts floche (fr.): floas (Maastricht), flous (Maastricht, ... ), flous, flòjs (Maastricht), [fluis, z. flous.]  flous (Maastricht), Wel hetz. als flous.  floes (Maastricht), flochetje (<fr.): b.v. ne roeje rok mèt ónderlangs zwarte -s; tege de - op de sjako zagte de boerejónges "t flouske".  flouske (Maastricht), pompon (fr.): pompon (Maastricht), pompong (Maastricht), b.v. ne roeje rok mèt ónderlangs zwarte -s; tege de - op de sjako zagte de boerejónges "t flouske".  pómpóng (Maastricht) [floes*]: wollige bol || [flous*]: dikke pluis, wollige bol || pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pompon: wollige bol als versiersel III-1-3
pompsteen pompensteen: pompǝstęjn (Maastricht), pompsteen: pompstęjn (Maastricht) De stenen bak onder de pompuitloop. Het woord pomp(en)steen werd in Q 20 en Q 95 oorspronkelijk gebruikt in de hierboven omschreven betekenis. Later werd het de algemene benaming voor een gootsteen. Ook verschillende Limburgse dialectwoordenboeken kennen de woorden pomp(en)steen en pomp(en)bak in deze laatste betekenis. [N 64, 133r; N 66, 49r; monogr.] II-11
pompzwengel pompenzwengel: pompǝzweŋǝl (Maastricht), zwengel: zweŋǝl (Maastricht) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11
ponjaard dolk: daolək (Maastricht), ponjaard (<fr.): po‧njār (Maastricht) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
ponsmachine ponsmachine: ponsmǝšin (Maastricht) Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345] II-11
ponton ponton (fr. <it.): ponton (Maastricht, ... ), pòntòn (Maastricht), póntón (Maastricht), pontonbrug: pontonbrök (Maastricht) een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)] III-3-1
pooier pooier: pojer (Maastricht), pooier (Maastricht, ... ), poojer (Maastricht, ... ), poojər (Maastricht, ... ), souteneur: soetəneur (Maastricht) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)] III-2-2