e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prent(je) beeld(je): beeltsje (Maastricht), prent(je): prēnsjə (Maastricht), print (Maastricht), prīnsjə (Maastricht, ... ) Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || Prent: a) plaat, afbeelding. III-3-2
prentbriefkaart aanzicht: Van Dale: aanzicht, 5. (germ.) prentbriefkaart (Duits Ansicht).  anzich (Maastricht), aanzichtkaart: ansichkaart (Maastricht, ... ), ansichtkaart (Maastricht), anziechkāārt (Maastricht), anziegkaart (Maastricht), ànzĭĕchkáárt (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  anzĭĕchkáárt (Maastricht), aanzichtskaart: ansiechskaart (Maastricht), anziechskaert (Maastricht), anziegskaart (Maastricht), kaart: kaart (Maastricht), kaart met een prentje: kaart mét ə printsjə (Maastricht), prentbriefkaart: printbreefkaert (Maastricht) een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
pret, schik hartjelieve, het -: ⁄t hertsjeleve (Maastricht), lol: lol (Maastricht, ... ), lol hubbə (Maastricht, ... ), lol höbbe (Maastricht), lòl (Maastricht), plezier: plezeer (Maastricht, ... ), plezeer höbbe (Maastricht), pləzeer (Maastricht, ... ) een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || lol, plezier, pret || pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] III-1-4
pretmaker clown: klòjn (Maastricht), de leukste thuis: de leukste toes (Maastricht), gangmaker: gangmeekər (Maastricht), grapjas: grapjas (Maastricht), grappenmaker: grappemeker (Maastricht), hansworst: hanswors (Maastricht), komiek: kemiek (Maastricht), kwastelorum: kwàstəlōōrəm (Maastricht), lollige, een -: lollige (Maastricht), ənnə lolligə (Maastricht), lolmaker: lolmeeker (Maastricht), lolmeekər (Maastricht), lolzak: lolzak (Maastricht, ... ), pleziermaker: plezeermaker (Maastricht), plezeermeker (Maastricht) de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)] || pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
prettig aangenaam: aongənaom (Maastricht), gezellig: gezèllig (Maastricht), lollig: lollig (Maastricht, ... ), plezant: plezant (Maastricht), plezierig: plezeerig (Maastricht), plezerig (Maastricht, ... ), pləzeerig (Maastricht, ... ), pləzeerəch (Maastricht), pləzeerəg (Maastricht), symphatiek: symphatiek (Maastricht) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || plezant, behaaglijk, leuk || pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)] III-1-4
preuts fijn: fien (Maastricht), perlits: cf. Maastricht Wb. p. 316, s.v. "perlits"= nuffig meisje; cf. RhWb (VI) kol. 619 s.v. "Pernitsch"= "stolzes, freches Weib"; pernitschel-achtig = adj. stolz, frech.  perlits (Maastricht), perlitsetig: Maastricht Wb.  perlitsetig (Maastricht), perlitz (d.)  perlitsetig (Maastricht), perneuts: pèrneuts (Maastricht), perneutsetig: perneutsetig (Maastricht), = nuffig meisje zie Maastricht Wb. p. 316  perneutsetig (Maastricht), comb. van preuts en en neuke zie Maastricht Wb. p. 316  perneutsetig (Maastricht), preuts: preuts (Maastricht, ... ), preutsj (Maastricht), prēūts (Maastricht) preuts || preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)] III-2-2
prevelen mompelen: moompelen (Maastricht), mómpele (Maastricht), prevelen: prevele (Maastricht, ... ), prévele (Maastricht), wauwelen: wàwwele (Maastricht) Prevelen. [N 96B (1989)] III-3-3
priem boortje: bø̜̜̄̄rkǝ (Maastricht), priem: prēm (Maastricht, ... ), prīm (Maastricht) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] || Priem voor het maken van gaatjes in artikelen die volgens het gietprocedé zijn vervaardigd. [monogr.] || Puntig werktuig dat bij het vlechten gebruikt wordt om openingen in het vlechtwerk te maken, zodat de opstaande wissen makkelijker in de bodem ingestoken kunnen worden. Zie ook afb. 273. [N 40, 49; monogr.] || Spits stalen werktuig met een houten handvat dat dient om gaatjes in het hout te steken op plaatsen waar een spijker of schroef moet worden bevestigd. Zie ook afb. 93. De priem wordt door de klompenmaker gebruikt om er koppelgaatjes mee te maken in de zijkant van klompen. Zie ook het lemma ɛkoppelgaatjeɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 53, 183b; N 97, 110a; A 32, 2; monogr.] II-12, II-7, II-8
priemen touwpinnen: tǫwpenǝ (Maastricht) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priester geestelijke: geistelike (Maastricht), priester: preester (Maastricht), priester (Maastricht, ... ) Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] III-3-3