e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rondsel van de watermolen klein kroonrad: klɛjn krū.nrā.t (Maastricht), rondsel: rǫntsǝl (Maastricht) Het spijlen- of stavenrad aan de onderzijde van het staakijzer. Al naar gelang het aantal steenkoppels kan zowel het aswiel als het kroonrad in het rondsel grijpen. Uit de opgaven is niet altijd af te leiden of met de term rondsel een spijlenrad bedoeld wordt. In een groot aantal molens was het rondsel vaak vervangen door een klein ijzeren kamrad met ijzeren tanden. De benaming rondsel bleef dan behouden. Zie ook het lemma ɛrondsel van de windmolenɛ.' [Vds 81; Jan 102; Coe 82; Grof 102; A 42A, 13; N O, 14a; N D, 25; monogr.] II-3
rondslenteren, ronddolen flaneren: flaneere (Maastricht), lanterfanten: lanterfante (Maastricht), laveien: lavèje (Maastricht), ronddwalen: rōnddwaŏle (Maastricht), rondzwalveren: roondzwallevere (Maastricht), walseren: walsere (Maastricht), Doelloos.  walsere (Maastricht), zwabberen: zwabbere (Maastricht), zwabberen (Maastricht) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || ronddolen [ZND 42 (1943)] III-1-2
rondtrekken van de processie rondtrekken: roondtrèkke vaan de processie (Maastricht), trekken: trèkke (Maastricht), uittrekken: de percessie brek oet (Maastricht), de persessie gestoet (Maastricht), oettrèkke vaan de prócessie (Maastricht), oettrèkkə vaan də pərsèssie (Maastricht) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3
rongen rongen: rǫŋǝ (Maastricht) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen trompen: trōmpǝ (Maastricht) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard koepaard: kōpēǝt (Maastricht) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodbonte koe van het donkerrode type bruin (bijvgl. nmw.): brøi̯n (Maastricht) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type lichtrode: lextrūi̯ǝ (Maastricht) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje roodborstje: roedbeurske (Maastricht), roetbeurske (Maastricht), roetbusjke (Maastricht) roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1
roodvonk rode grond: roeje grónd (Maastricht), rodehond: roejen hónd (Maastricht), roodvonk: roedvoonk (Maastricht, ... ), roedvónk (Maastricht), roetvoonk (Maastricht) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] || Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2