e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sponningschaaf rabatschaaf: rabatšǭf (Maastricht) De smalle schaaf die gebruikt wordt om sponningen te steken of te verdiepen. Zie ook afb. 39. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de sponningschaaf. Zo kan de breedte van de zool en beitel variëren en is er bij sommige modellen een breedte- en eventueel ook een dieptegeleider aangebracht. Zie ook het volgende lemma. De sponningschaaf zonder geleider wordt doorgaans boorschaaf genoemd. Hij wordt gebruikt om reeds geschaafde sponningen te vergroten of te verdiepen. [N 53, 63a-b; N 53, 64; N 53, 66; N G, 37a; monogr.] II-12
spons gatenflikker: gātǝflekǝr (Maastricht), spons: spons (Maastricht), spoons (Maastricht, ... ), spōns (Maastricht), spōͅns (Maastricht), en zemelap  spoons (Maastricht), korte oo  spoons (Maastricht), Verklw. spunske Zich mèt ¯n spons wasse Mèt de spons d¯reuver gaon: vergeven of vergeten ¯t Broed smaak wie ¯n spons: klef  spóns (Maastricht), sponserstek: spōnsǝrstɛk (Maastricht) spons || spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] || Spons waarmee in L 163 de oneffenheden aan de binnenzijde van de pot werden verwijderd. In de ceramische fabrieken te Q 95 gebruikte men een stok met spons om de gegoten artikelen inwendig schoon te maken. [N 49, 39c; monogr.] II-8, III-2-1
spookschaaf amerikaanse schaaf: amērikǭnsǝ šǭf (Maastricht), bastringue: bastǝren (Maastricht), kontenkratser: kōntǝkrɛtsǝr (Maastricht), oppoetsschaaf: ǫppotšǭf (Maastricht) Klein, langwerpig schaafje, vroeger van hout, nu van ijzer, met twee handvatten en een schaafbeitel die door middel van twee schroeven in de gewenste stand wordt gebracht. De spookschaaf dient om hol- en bolvormige stukken glad te schaven. Zie ook afb. 49. De spookschaaf wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de buitenwand van vaten mee glad, terwijl de wagenmaker er wielspaken en andere gebogen oppervlakken mee bijwerkt. [N 53, 77; N E, 45a; N G, 38b; A 32, 3a-b; monogr.] II-12
spoorweg ijzeren (brug): iezere (brök) (Maastricht), ijzerenweg: iezereweeg (Maastricht, ... ), Opm. is verouderde benaming.  iezere weeg (Maastricht), rails (<eng.): rails (Maastricht), spoor: spoor (Maastricht, ... ), spoorbaan: spoorbaon (Maastricht), spoorweg: spoorweeg (Maastricht, ... ), spoorwēēch (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  spoorweech (Maastricht) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
spoorwiel van de rosmolen koningsrad: kø̜̄neŋs- (Maastricht) Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26] II-3
sporen van de haan hanensporen: hǭnǝspø̜̄r (Maastricht), hǭnǝspōrǝ (Maastricht), hǭnǝspōu̯rǝ (Maastricht), hǭnǝspǭrǝ (Maastricht), sporen: spø̜̄r (Maastricht), spǭrǝ (Maastricht) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporkehout vuilbomenhout: voelboumehout (Maastricht), vuilboom: voelboum (Maastricht) bepaalde heestersoort || vuilboomhout III-4-3
sport van een stoel dwarslat: dwērslat (Maastricht), lat: lat (Maastricht), sport: spoͅrt (Maastricht), sproot: sprōt (Maastricht), travers: travēͅr (Maastricht) ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] || sport van een stoel [N 56 (1973)] III-2-1
spotnaam voor hoge hoed kachelpijp: kachelpiep (Maastricht, ... ), kachelpīēp (Maastricht) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spotten bak: bak (Maastricht), choqueren: sjókkere (Maastricht), de gek steken: de gek steke (Maastricht), schampen: sjampe (Maastricht), sjampə (Maastricht), spotten: spotte (Maastricht, ... ), spottə (Maastricht, ... ), spòtte (Maastricht), spòttə (Maastricht, ... ), spóttə (Maastricht), uitlachen: oetlache (Maastricht), voor de gek houden: veur de gek hawwe (Maastricht, ... ), witz (du.): wiets (Maastricht) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || spotten, de spot drijven met || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1