e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamppot potage: potazje (Maastricht) potage III-2-3
standbeeld standbeeld: stambe.lt (Maastricht), stand-, staandbeeld (Maastricht) standbeeld [RND] || Standbeeld. III-3-2
stapvoets gaan stappen: stapǝ (Maastricht) De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a] I-9
station perron: Opm. v.d. invuller: dit is eigenlijk het gebouw van aankomst en vertrek van treinen.  peron (Maastricht), statie (<lat.): staasie (Maastricht), staatie (Maastricht), stasie (Maastricht, ... ), statie (Maastricht, ... ), stāāsie (Maastricht), stáásĭĕ (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  stáásĭĕ (Maastricht), Opm. v.d. invuller: dit is eigenlijk het gebouw van aankomst en vertrek van treinen.  statie (Maastricht) de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)] III-3-1
steeg, steegje gats, gatsje: gats (Maastricht, ... ), getske (Maastricht, ... ), gàts (Maastricht, ... ), gètskə (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  gààts (Maastricht), straat, straatje: straötsje (Maastricht), streutsje (Maastricht), sträotsje (Maastricht), strèùtsjə (Maastricht) een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steek sjako: Zie ook afb. p. 364.  sjakko (Maastricht), steek: steek (Maastricht, ... ), stē.k (Maastricht), suvarov: &lt; Souvarov, nl. steekhoed à la S.; verg. Keu. Suvveronestivvel, Gents sibero. [Verwijzing naar Alexander Suvarov (1729-1800)? cf. http://www.napoleonguide.com/soldiers_suvarov.htm]  severo (Maastricht) [severo*]: steekhoed || schako: bekend soldatendeksel || steek [ZND m] || steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] || steek: d) steekhoed, hoofddeksel III-1-2, III-1-3
steek met drie hoeken driesteek: dreisteek (Maastricht, ... ) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-3-3
steekbeitel steekbeitel: stēk˱bęjtǝl (Maastricht) Houtbeitel met een plat beitelblad dat aan de voorkant één schuingeslepen zijde heeft. De zijkanten van het blad zijn recht of afgeschuind. De steekbeitel wordt vooral gebruikt voor het met de hand afsteken van hout, bijvoorbeeld bij het maken van houtverbindingen. Zie ook afb. 64. [N E, 25b; N 53, 35a-b; N 53, 34a; A 14, 12a add.; A 32, 2 add.; monogr.] II-12
steekpasser kuiperspasser: kȳpǝrspɛsǝr (Maastricht), passer: pɛsǝr (Maastricht), steekpasser: stēkpɛsǝr (Maastricht) Werktuig met twee door een scharnier of veer verbonden benen, waarmee cirkels en bogen kunnen worden getekend en kleine afstanden kunnen worden opgemeten en uitgezet. De steekpasser wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper tekent er bijvoorbeeld de bodems voor vaten mee af en de wagenmaker de maten voor de wielnaven. Zie ook afb. 107 en het lemma ɛsteekpasserɛ in Wld II.11, pag. 58.' [N 50, 23a; N 53, 193a; N E, 40b; N G, 16b; monogr.] II-12
steekschop panschup: pansxø̜p (Maastricht), panšøp (Maastricht), steekschup: stēksxø̜p (Maastricht), stēkšøp (Maastricht), troffelschup: trofǝlsxø̜p (Maastricht) De schop waarmee men het graafwerk verricht. Woordtypen als 'steekschup', 'graafschup' en 'spade' verwijzen waarschijnlijk naar een schop met een vlak, aangescherpt blad, dat min of meer in het verlengde van de steel is geplaatst, terwijl termen als 'platte schup', 'bats', 'pan' en 'schuitje' eerder op een schop met een wat groter blad duiden. [N 30, 26b; monogr.] II-9