e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorijzer voorijzer: vø̄rīzǝr (Maastricht) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11
voorklauw voorklauw: vø̄rklau̯w (Maastricht) Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b] I-11
voorknie knie: knē (Maastricht) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
voorkrimpen voorpersen: vø̄rpērsǝ (Maastricht) Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a] II-7
voorloper voorloper: vø̄rlø̜jpǝr (Maastricht) Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.] II-12
voormaler leemmolen: lē̜.mmø̄̄lǝ (Maastricht, ... ), menger: meŋǝr (Maastricht) Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.] II-8
voornaam voornaam: veurnaom (Maastricht) doopnaam, voornaam III-2-2
voornemen plan: plan (Maastricht, ... ), pəlàn (Maastricht), voornemen: veurneume (Maastricht, ... ), veurneumə (Maastricht, ... ), veurnumme (Maastricht, ... ), ət veurnūmmə (Maastricht), ⁄t veurnumme (Maastricht) voornemen || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)] III-1-4
voornemen om niet meer te zondigen voornemen: veurnumme (Maastricht), voornemen om geen zonde meer te doen: et veurnume um gein zun mie te doen (Maastricht), voornemen om niet meer te zondigen: veurneume um neet mie te zundige (Maastricht) Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)] III-3-3
voornemens zijn de intutie hebben: de intuitie höbbe (Maastricht), het plan hebben: ⁄t pəlàn höbbə (Maastricht), het voornemen hebben: ut veurneume höbbe (Maastricht), plannen: planne (Maastricht), van plan zijn: vaan plan zien (Maastricht, ... ), vaan plàn zien (Maastricht), van plan zien (Maastricht), voornemens zijn: veurneuməns zīēn (Maastricht), veurnummes zien (Maastricht, ... ), veurnūmməs zien (Maastricht), willen: wéélə (Maastricht), willen doen: wèlle doen (Maastricht) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] || voornemens zijn, van plan zijn || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)] III-1-4