e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwnaar wedeman: wedemaan (Maastricht), wedeman (Maastricht), weedəman (Maastricht), wēdəmān (Maastricht, ... ), weͅdəmān (Maastricht, ... ), wedenaar: wedenaar (Maastricht), widman: wetmān (Maastricht) weduwnaar [DC 05 (1937)], [ZND 08 (1925)] III-2-2
weefsel, stof stof: stof (Maastricht) stof [ZND m] III-1-3
weegtoestel balans: bǝlans (Maastricht), bascule: basky.l (Maastricht), bǝsky.l (Maastricht), snelzeiker: snɛlzęjkǝr (Maastricht), waag: wǭ.x (Maastricht), wǭx (Maastricht) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] || Weegtoestel waarmee de gevulde zakken gewogen kunnen worden. Vroeger gebeurde dit met een balans, maar die werd al snel vervangen door de bascule omdat laatstgenoemde het voordeel had dat ze als tegengewicht slechts eentiende van de te wegen massa nodig had. Bij de balans daarentegen moesten de twee lasten gelijk zijn. [Coe 258; Coe 259; Coe 260; Grof 284; Grof 285] II-1, II-3
weegtoestel voor ijzer bascule: bǝskȳl (Maastricht) In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208] II-11
week in de muil week van bek: węi̯k van bɛk (Maastricht) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekbak weekbak: weekbak (Maastricht), węjkbak (Maastricht) Rechthoekige, vaak gemetselde, stenen bak met platte bodem waarin het graan in water wordt geweekt. Volgens de zegsman uit L 210 duurt het weken 1 dag. Zie ook semantische toelichtingen bij de lemmata ''weken'' en ''kiemen''. [N 35, 2; monogr.] II-2
weekdienst weekdienst: weekdeens (Maastricht, ... ), wekendienst: wekendeens (Maastricht) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weekloon quinzaine: kęžɛm (Maastricht) Weekloon voor personeel van aardewerkfabrieken. [monogr.] II-8
weer naar het jaargetijde herfstweer: herfstweer  herrefsweer (Maastricht), herresweer (Maastricht), sint-ursulazomer: ⁄ne Sint örsele zomer (Maastricht) herfstweer || weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig contraire (fr.): coontrarie (Maastricht), kontrair (Maastricht), kontrarie (Maastricht, ... ), dwars: dwars (Maastricht), dwee.rs (Maastricht), dweers (Maastricht, ... ), in de contramine: contra mine (Maastricht) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4