e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselen changeren: sjàn.geerə (Maastricht), omruilen: umruilə (Maastricht), omtuisen: umtoesje (Maastricht), omzetten: umzette (Maastricht), ruilen: ruilə (Maastricht), tuisen: tōēsjə (Maastricht, ... ), van plaats veranderen: vaan plaats verandere (Maastricht), veranderen: verandere (Maastricht), verwisselen: verwissele (Maastricht, ... ), vərwissələ (Maastricht, ... ), wisselen: wissele (Maastricht, ... ) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselen van de tanden wisselen: wēsǝlǝ (Maastricht) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden breken: brē̜kǝ (Maastricht) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselende misgezangen wisselende delen: wisselende dèle (Maastricht), wisselende gezangen: wisselende gezange (Maastricht, ... ), wisselende misgezangen: de wisselende mès-gezenge (Maastricht) De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)] III-3-3
wisselvallig weer betrokken: betrokke (Maastricht, ... ), dikke lucht: dikke loch (Maastricht), duistere lucht: duuster loch (Maastricht), geen vast weer: gèè vəs weer (Maastricht), het (weer) weet niet wat het wil: ⁄t weer wèt neet wat ⁄t wèlt (Maastricht), het dreigt: ət dreig (Maastricht), het weer is niet te vertrouwen: neet tə vèrtrŏŭwə (Maastricht), kermis in de hel: kèrremis in de hèl (Maastricht), kwakkelen: kwegələ (Maastricht), kwakkelig (weer): kwakkelig (Maastricht), kwakkellucht: kəwàggəl lòch (Maastricht), kwakkelweer: kwagkelweer (Maastricht, ... ), kwakkelweer (Maastricht), kwakkəlweer (Maastricht), kəwàggəl weer (Maastricht), pokkerig: pokkerig (Maastricht), regenachtig (weer): reegənègtəch (Maastricht), rege-echtig (Maastricht), regenechtig (Maastricht), regenlucht: reegeloch (Maastricht), reegəlòch (Maastricht), rege loch (Maastricht), rēēgəlòch (Maastricht), t weer staat te luimen]: twiefelechtig (Maastricht), ut wèt neet wat ut moot (Maastricht), ⁄t weer is onbestendig (Maastricht), ⁄t weer wet neet wat ⁄t moot (Maastricht), ⁄t weer wèt neet wat het weld (Maastricht), geen bepaalde term, wel (het bovengenoemde) gehoord  ət vēͅresnetvas (Maastricht), veranderlijk (weer): verandelik (Maastricht), vərándərlək (Maastricht), wisselvallig (weer): wisselvallig (Maastricht) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wissen blekken schillen: šɛlǝ (Maastricht) De grauwe wissen van de schors ontdoen. Dit werk gebeurt met een blekijzer of door middel van een blekmachine. Het blekken levert een witte wis op. Iemand die wissen van de schors ontdoet wordt in Meeswijk (L 424) stroper (strø̜jpǝr) genoemd. [N 40, 22; N 40, 26; monogr.] II-12
wissenmes kapmes: kapmęs (Maastricht  [(met leren ring om de pols)]  ) Het -vaak sikkelvormige- werktuig waarmee de wissen worden gekapt. Zie ook afb. 261. [N 38, 6 add.; N 40, 9; monogr.] II-12
wissenschaaf blokschaaf: blǫkšǭf (Maastricht), handschaafje: hantšø̜̄fkǝ (Maastricht) Schaaf waardoor of waarlangs de gespleten wissen getrokken worden om ze plat te maken. [N 40, 87] II-12
wistop tip: tøp (Maastricht), topje: tøpkǝ (Maastricht) De bovenkant van een wis. [N 40, 29] II-12
wisvoet vot: vǫt (Maastricht) De onderkant van een wis. [N 40, 28] II-12