e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte vlekken duivelsvlekken: dȳvǝlsvlɛkǝ (Maastricht) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte vloed witvuiler: wetvūlǝr (Maastricht) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterlelie plomp: Noemden wij vroeger alles wat op t water dreef.  plo:mpen (Maastricht), waterlelie: -  waterlelie (Maastricht, ... ), Er is geen echt Maastrichts voor.  waterlelie (Maastricht), witte waterlelie: Komt niet veel voor. Als ze aangetroffen wordt, wordt ze met officiele naam.  witte waterlelie (Maastricht) witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)] III-4-3
witte wissen drogen drogen: drygǝ (Maastricht) De geschilde wissen in de buitenlucht drogen. [N 40, 31] II-12
witte, buitenlandse bloem edelweis: edelweis (Maastricht), patent: patɛnt (Maastricht), patentbloem: patɛntblom (Maastricht) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood mik: mik (Maastricht), peel: eine peel en e zwartbroed  peel (Maastricht), weg: wèk (Maastricht, ... ), Wèk wordt thans aangevoeld als enigszins "boers  wèk (Maastricht), wittebrood: weta brut (Maastricht), Wittebroed mèt e sneijke zwar(t)broed ei wittebroed en twie ónderwèrrek is genóg Ze wittebruudsje (of: ze wittebroed)veuraof ete: voor de geoorloofde tijd van iets genieten  wittebroed (Maastricht) brood || langwerpig "frans"wittebrood || wegge || wit brood [ZND 01u (1924)] || wittebrood III-2-3
woede colre (fr.): keleer (Maastricht), koleer (Maastricht, ... ), koleire (Maastricht), kolère (Maastricht), kəleir (Maastricht), colrig (<fr.): kollerig (Maastricht), kooleerig (Maastricht), furieus: fuuriejeus (Maastricht), gift: geͅf (Maastricht), gif (Maastricht, ... ), razentig zijn: raozətig zien (Maastricht) gift (woede) [ZND 01 (1922)] || hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || toorn, woede, drift III-1-4
woeker oplichterij: opliechterij (Maastricht), woeker: woeker (Maastricht, ... ), woekər (Maastricht, ... ), woker (Maastricht, ... ), wookər (Maastricht), woekerwinst: woekərwins (Maastricht), wokerwins (Maastricht) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woekeren woekeren: woekere (Maastricht) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen rulsen: rölse (Maastricht), wemelen: wīēmələ (Maastricht), woelen: weule (Maastricht), woele (Maastricht, ... ) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2